17 november 2016 In de media

Vitesse kwam op voor heel Oost-Nederland

Voetbal slechts een spelletje? Onderzoeker Jon Verriet verdiepte zich in de geschiedenis van de Gelderse voetbalclubs NEC, Vitesse en De Graafschap.
‘De Gelderse derby? Die ging vroeger tussen Vitesse en Quick.’Net voor de wedstrijd tussen NEC en Vitesse van 23 oktober rolt het Nijmeegse publiek een metershoog spandoek uit: ‘Gelders trots’. De woorden worden geflankeerd door een tekening van een uitbundig juichende Jeffrey Leiwakabessy, held van de club.

Het is echter een ander ‘kind van de club’ dat de aandacht op zich vestigt tijdens de wedstrijd. Uitgerekend Navarone Foor, jarenlang actief geweest voor NEC maar sinds deze zomer in dienst van Vitesse, maakt het eerste doelpunt in de Gelderse derby. Hij neemt wraak op iedereen die hem in de weken daarvoor door het slijk haalde vanwege zijn overstap naar Vitesse.

Foor wist wat hem te wachten stond, zo erkende hij later voor de camera’s van de NOS. NEC en Vitesse zijn immers aartsrivalen. Fanatieke supporters beginnen al weken voor de Gelderse derby met het maken van spandoeken en het voorbereiden van sfeeracties.

Historicus Jon Verriet verdiept zich in de rivaliteit tussen de Gelderse clubs Vitesse, NEC en de Graafschap. De gemoederen lopen tijdens derby’s vaak hoog op. Die vijandigheid tussen de clubs is niet van alle tijden, zegt hij. ‘Vroeger’, Verriet heeft het over de tijd dat voetballers nog geen stuiver verdienden en voetbalschoenen nog zwart waren, ‘speelde Vitesse om de eer van de provincie tegen het Nijmeegse Quick, dat toen hoger in de pikorde stond dan NEC.’

Quick had veel gemeen met Vitesse, vertelt Verriet. ‘Het waren allebei ‘heerenclubs’, waar de elites van Nijmegen en Arnhem elkaar troffen.’ De rivaliteit tussen Quick en Vitesse was dan ook van een andere aard dan die tussen NEC en Vitesse anno 2016. ‘Toen gingen wedstrijden gepaard met het uitwisselen van cadeaus en andere hoffelijkheden.’ Dat is tegenwoordig moeilijk voor te stellen als ‘Nijmegen’ en ‘Arnhem’ tegen elkaar voetballen. Tijdens de derby moet de scheidsrechter de wedstrijd stilleggen: Vitessespeler Lewis Baker wordt belaagd met volle bekers bier.

De spelers van Vitesse en NEC die vandaag op het veld staan, mogen niet klagen over hun salaris. In de eerste helft van de twintigste eeuw heerste er echter nog een taboe op het verdienen van geld met voetbal. ‘Vooral in de betere kringen, zoals bij Quick, vond men dat not done. Het moest allemaal wel gezellig blijven’, vertelt Verriet. Een stervoetballer als Faas Wilkes, Nederlands beste voetballer vóór Johan Cruijff, had daar ook last van: hij week uit naar Milaan om geld te verdienen bij Internazionale. Als straf werd hij toen een aantal jaar uitgesloten van het Nederlands elftal.

‘De Gelderse derby veranderde toen het betaald voetbal in 1954 werd opgericht’, zegt Verriet. ‘Quick wilde amateurclub blijven. NEC besloot daarop Nijmegen te vertegenwoordigen in het professionele voetbal.’ Vanaf dat moment kwamen Quick en Vitesse elkaar niet meer tegen in competitieverband en was het gedaan met de vriendelijke rivaliteit.

Op het veld maakt verdediger Dario Dumić vlak voor tijd met een kopbal de 1-1. De fans van NEC vieren het gelijkspel als een overwinning. Niets zo erg als verliezen van de ‘Arneppers’.

Emancipatiestrijd
Van oorsprong is NEC een club van de fabrieksarbeiders. Vitesse is, historisch gezien, de club van de bestuurlijke elite in de provinciehoofdstad. En De Graafschap is van de Achterhoekse boeren. ‘Natuurlijk gaan er tegenwoordig niet alleen maar lageropgeleiden naar NEC en boeren naar De Graafschap’, zegt Verriet. Toch worden de imago’s door De Graafschap en NEC wel in stand gehouden.

‘NEC en De Graafschap cultiveren hun oorsprong zelfs’, zegt Verriet. ‘Vooral bij De Graafschap doen ze dat uitmuntend – daar is het historische stereotype onderdeel van de branding van de club. De geuzennaam van het elftal, de Superboeren, vind je overal terug. In het clublied, bijvoorbeeld, en de leden van de kidsclub heten Superboertjes. Er hangt zelfs een klomp aan het stadion.’ Bij NEC vond Verriet ook verwijzingen naar het volkse imago, bijvoorbeeld in jubileumboeken. Bij Vitesse, met zijn elitaire imago, is dat een ander verhaal. ‘Je loopt als voetbalclub niet te koop met je elitaire oorsprong’, denkt Verriet – en het is de vraag hoe zeer het Vitessepubliek zich tegenwoordig kan vinden in die typering.

Maar er is ook een bijzondere overeenkomst tussen de clubs. Vitesse, NEC en De Graafschap hebben in het verleden alle drie, op hun eigen manier, een emancipatiestrijd gevoerd. ‘NEC versterkte de positie van de arbeiders in de stad’, zegt Verriet. ‘En de oprichting van De Graafschap in 1954 betekende dat veel Achterhoekers eindelijk het gevoel kregen zichtbaar te zijn voor de rest van het land.’

Vitesse kwam op voor heel Oost-Nederland, zo stelt Verriet vast. ‘Aan het einde van de negentiende eeuw maakte het Westen de dienst uit in het voetbal. Aan het landskampioenschap mochten zelfs geen clubs uit Oost-Nederland meedoen. Mede door Vitesse kwam daar in 1898 verandering in.’ Dat had wel een – wellicht onbedoeld – bijeffect: Vitesse plaatste zich boven de andere professionele clubs in Gelderland, wat zijn sporen heeft nagelaten in de rivaliteit van vandaag.
 

Daar deed de club in 1900 nog eens een schepje bovenop, door de blauw-witte tenues, met de stadskleuren van Arnhem, in te wisselen voor geel-zwarte kleding, in de kleuren van de provincie Gelderland. Voorzitter Chris Engelberts zei toen in de bestuursvergadering: ‘Ik meen, dat daar waar wij ons nog steeds kunnen beroemen mede tot de beste clubs van Gelderland te behooren en onze vereniging gevestigd is in de hoofdplaats van die provincie wij ons met gerust geweten kunnen tooien met hare kleuren geel-zwart.’

‘Deze territoriale claim’, zo noemt Verriet het, ‘leeft ruim een eeuw later nog altijd voort.’ Hij wijst op de vele spandoeken onder de aanhangers van de drie Gelderse clubs, die allemaal aanspraak maken op de titel ‘nummer één van Gelderland’. ‘Gelderland mag als provincie geen sterke identiteit hebben, zoals Limburg of Zeeland, maar toch willen de supporters wél het gevoel hebben dat hún club de provincie representeert. Zie het spandoek dat NEC tijdens de laatste derby ontvouwde, of die in GelreDome van afgelopen seizoen met de tekst ‘Sinds 1892 de nummer 1 van Gelderland’.’

Karel Aalbers
Rivaliteit komt en gaat, zo is een van de vaststellingen van Verriet. Hoewel de vijandelijkheden tussen Vitesse en NEC, en in mindere mate De Graafschap, niet zomaar zullen verdwijnen, is de beleving van de Gelderse rivaliteit niet altijd hetzelfde geweest. Verriet vond een dip in de beleving in de jaren tachtig – waarschijnlijk door de matige sportieve prestaties van de clubs. In de jaren negentig borrelen de sentimenten juist op tot een hoogtepunt.

De sportieve prestaties van alle drie de clubs zorgden ervoor dat de wedstrijden ook ergens om gingen. Vitesse eindigde meerdere seizoenen als derde, terwijl ook NEC en De Graafschap grotendeels in de Eredivisie voetbalden. Maar het waren vooral uitspraken van Vitessevoorzitter Karel Aalbers die kwaad bloed zetten bij de Gelderse concurrenten. Verriet: ‘Hij zei onder meer dat er eigenlijk maar plaats was voor één Gelderse profclub en dat die natúúrlijk in het GelreDome zou moeten spelen, het stadion dat dankzij Aalbers in Arnhem is gebouwd. FC Gelderland, zo heette de toekomstige club die hij voor ogen had.’ Met die woorden gaf de voorzitter, die voor NEC en De Graafschap een rol weggelegd zag als satellietclubs, de regionale superioriteit van Vitesse extra schwung. Alsook de haat van de andere clubs jegens Vitesse. ‘Vitesse heeft erg zijn best gedaan om de ideale vijand te zijn voor NEC en De Graafschap.’

Daar kwam nog eens bij dat energieleverancier Nuon vele miljoenen guldens investeerde als hoofdsponsor van Vitesse, terwijl de provincie grootaandeelhouder was van het bedrijf. ‘Uit protest tegen Nuon, dat ook de stroom leverde aan NEC, doofde de club de lichtmasten van De Goffert tijdens de wedstrijd met TOP Oss in 1992, waardoor de wedstrijd stilgelegd moest worden. Ook financierde de provincie een deel van stadion GelreDome.

Afkeer
Volgens Verriet sluit zijn onderzoek ‘bijna naadloos’ aan op dat van Dolly Verhoeven, hoogleraar Gelderse geschiedenis. Dé Gelderlander bestaat niet, zei Verhoeven tijdens haar oratie vorig jaar. Verhoeven beschrijft het belang van regionale identiteiten van de bevolking in Gelderland, die altijd sterker zijn geweest dan het provinciale gevoel.

Verriet: ‘Mijn onderzoek bevestigt haar these dat Gelderland een lappendeken is van regionale identiteiten. Mensen noemen zich niet een Gelderlander, maar wel Nijmegenaar, Arnhemmer of Achterhoeker. Voetbal versterkt dat regionale gevoel.’ Toch vond Verriet ook momenten in de geschiedenis dat er sprake was van een ‘hogere’ identiteit – maar daarvoor moeten we terug naar de tijd dat er nog districtwedstrijden werden gespeeld tussen Oost- en West-Nederland. Want áls er iets is dat de Gelderlanders bindt, is het wel de gezamenlijke afkeer van het Randstedelijke.
 

Jon Verriet (31) doet onderzoek naar de historische connectie tussen de drie Gelderse clubs De Graafschap, NEC en Vitesse en hun stad en regio. Vooral oude kranten en jubileumboeken zijn voor hem belangrijke bronnen. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van Dolly Verhoeven, hoogleraar Gelderse geschiedenis, en Marjet Derks, projectleider van de onderzoeksgroep Sportgeschiedenis en sinds 1 november hoogleraar.

De SV heeft medewerking verleend aan het onderzoek van Verriet.
 

Voxweb – Jon Verriet / Foto’s VI – VW – DvdAG

Hoofdsponsor: