2 januari 2019 In de media

Theo Janssen, ook als trainer volstrekt uniek in zijn soort

De man die ooit stelde dat het hem geen reet uitmaakte wie er voor de groep stond, staat nu zelf langs de lijn. De trainersjas past Theo Janssen (37) als een handschoen.
Op bezoek bij een kleurrijke coach in de dop. ‘Ik zit hier niet voor mezelf, maar voor de club.’

Theo Janssen is weer thuis. En dat kan niemand ontgaan. Theo is trainer en Theo tafeltennist. Gek worden ze ervan in Arnhem. Als een Duracell-konijn gaat hij maar door. Al maanden zien we hem tekeergaan. Alsof hij zich aan het voorbereiden is op een WK. Tak, tak, tak. Directeur Joost de Wit of de toevallig passerende journalist, iedereen wordt aan de andere kant van de tafel gezet.

Maar dat zijn de vrije uren. Als anderen naar huis gaan, blijft de trainer van Vitesse Onder-19 lekker hangen. Beetje dollen, beetje over voetbal en de club ouwehoeren. Kortom, hij is happy. Na jaren zoeken, weet hij nu precies wat hij wil. Met de grootste talenten van Vitesse onder zijn vleugels, voelt hij zich heerlijk. Als de koffie is aangerukt, is er alle tijd voor een gesprek.

Kennen die jonge gasten je nog wel?

‘Ja, wat dacht je? Anders gaan ze eruit.’

Theo Janssen. Een kilootje of tien zwaarder dan voorheen, maar verder geen spat veranderd. Theo is Theo en als dat niet bevalt, even goede vrienden. Naast hem is Dennis van Beukering, zijn medecoach bij de Onder-19, gaan zitten. Inderdaad, de broer van Jhonny. De twee kennen elkaar al hun hele leven en eigenlijk is Dennis degene die de trainer in Theo wakker schudde.

Echte Ernhummers. Opgegroeid in de arme wijken met een bal op straat. Van Beukering: ‘Ik trainde Presikhaaf, Theo was gestopt als profvoetballer. Had ik zoiets van: Goh, Tee, wil je niet aansluiten als voetballer? Ik dacht: Als hij nog even meedraait, vindt iedereen dat geweldig. Wij hadden een Arnhemse kern, die gasten keken tegen hem op. Toen hij twee keer op het veld stond, zag je wat een natuurlijke leider hij is. Dan vroeg ik of hij wat met de middenvelders wilde doen en bám, zonder stof, meteen een oefening. Ik wist niet wat ik zag. Hij deed alles als vanzelf en had er plezier in. Na een paar weken zei ik al dat hij trainer moest worden.’

Janssen knikt: ‘Ik was er wel even klaar mee. Maar ik merkte dat ik het leuk vond, dat het inderdaad bijna vanzelf ging. Gewoon lekker met een bal oefeningen doen met de middenvelders, opendraaien, keuzes maken. Dat was leuk. Dat paste bij me, jongens enthousiast maken. Ik was gewoon nog steeds hartstikke gek op het spelletje. Het paste me beter dan scouten voor Vitesse. Dan was ik echt elk weekend weg van donderdag tot zondag of maandag. Ik wil ook met mijn kleine naar de bioscoop of lekker naar een concert. Ik kon in de jeugd aan de slag, later heb ik de naam van Dennis hier genoemd. Samen gaat het perfect. Ik durf te zeggen dat ik Vitesse belangrijk vind. Dat ik hier niet zit voor mezelf, maar voor de club. Spelers door laten komen. Voor mij is dat de motivatie. Ik heb er zó veel plezier in met gasten over voetbal te ouwehoeren. Ik denk dat ik mensen enthousiast kan maken, daarom heb ik ervoor gekozen verder te gaan.’

Eerder verscheen al een boek waarin Theo Janssen een belangrijke rol speelt met de alleszeggende titel Schijt, geschreven door de vermaarde Vitesse-chroniqueur Marcel van Roosmalen. Afgelopen jaar zou van hem ook een boek geheel gewijd aan de Arnhemmer verschijnen. Een boek dat op heel wat verlanglijstjes stond, maar helaas…

Waar is je boek?

‘Dat komt. Het zou in december uitkomen, maar er was te weinig tijd om het allemaal goed op te schrijven. Nu komt het als het goed is in februari uit.’

Lekkere titel wel: Op pad met De Dikke Prins.

‘Van Roosmalen vindt dat grappig, zo noemt hij me. Ach, als het maar verkoopt. Wat erin staat? Weet ik veel. Ik weet eerlijk gezegd niet of ik het ga lezen. Ik lees weleens boeken, maar ik weet niet of ik over mezelf zou willen lezen.’

Denk je bij jouw verhalen: Dat wordt een trainer?

‘Ik zou denken: Dat ís een trainer.’

Je was na je loopbaan echt klaar met voetbal. Toch zagen we je al een paar keer bij de poorten bij de harde kern.

‘Ik ga niet altijd kijken, maar heb inderdaad een seizoenkaart op de Theo Bos-tribune, achter het doel bij de harde kern. Ik heb twee seizoenkaarten voor het leven, die zijn voor een duurdere tribune, dus dan mag ik daar ook op. Is gezelliger dan de eretribune. Ik vind ik heerlijk daar een beetje te luisteren en te juichen. Ik kan sowieso weer genieten van voetbal. Laatst was ik uitgenodigd bij FC Den Bosch, die speelden toevallig tegen NEC. Toen dat in de laatste minuut 3-2 werd, stond ik ook als een dolle te juichen. Humor, toch?’
 

‘Een Theo Janssen-tribune? Ik heb mezelf meteen van de lijst laten halen, toen ik hoorde dat ze dat van plan waren’

Je zegt het achteloos, maar het is bijzonder: Theo Janssen op de Theo Bos-tribune. Je was echt stuk toen Theo Bos overleed.

‘Ja, dat heeft me veel gedaan. Dat afscheid in het stadion. Eén grote familie. Er staat hier een standbeeld van hem. Dat is ook thuiskomen. Theo kende ik al uit mijn jeugd. Hij hield ook van gezelligheid. We hebben samen heel wat gelopen om de wijntjes eraf te trainen. Nee, een voorbeeld is hij niet, maar wel iemand aan wie ik elke dag denk als ik langs zijn beeld loop. Hij is altijd met zijn voetjes op de grond gebleven, had oog voor iedereen. Net als ik was hij een deel van deze familie.

Weet je, dat borstbeeld, ik kijk er altijd naar en dan denk ik weer even terug aan hoe het was. Een fantastische vent. Hij heeft me geholpen bij mijn revalidatie toen ik mijn been had gebroken. Gingen we fietsen en hardlopen. Hij was ook te zwaar en wilde afvallen. Plassen zweet, dan leek er een zwembad leeggelopen. Mensen die hem kenden, zeggen dat we veel op elkaar lijken. We houden niet van kapsones en vinden mensen belangrijk. Iemand helpen als het nodig is, iemand wat extra aandacht geven.’

Waar is de Theo Janssen-tribune eigenlijk?

‘Had bij mij ook gekund, hoor. Ik heb mezelf alleen meteen van de lijst laten halen, toen ik hoorde dat ze dat van plan waren. Ik ben godverdomme bijna veertig jaar, dan wil ik toch geen tribune? Ik wil geen tribune, ik hoef helemaal niks.’

Ben jij sowieso niet te nuchter voor zo’n Vitesse-gevoel?

‘Vitesse wordt vaak gezien als een koude club, maar dat is onzin. Er zijn hier veel mensen die er lang zitten. Zouden die wegvallen, dan lever ik zo mijn contract in. Ik vind sfeer heel belangrijk, ik moet met plezier naar mijn werk gaan, anders hou ik dat niet vol. Maar het grappige is dat ik bij NEC verrot werd gescholden tijdens wedstrijden, maar ik ook net zo goed respect voelde. Zeiden die gasten ook.’

Trainers werden gek van je.

‘Niet allemaal, hoor. Maar als ik een trainer niet goed vond, dan zei ik dat. Dat werd niet altijd gewaardeerd. Misschien is dat straks ook wel wat ze over mij zeggen: Wat moeten we ermee? Ik heb nog een contract tot het einde van het seizoen, misschien ben ik dan wel clubloos.’

‘Er zijn bij Vitesse veel mensen die er lang zitten. Zouden die wegvallen, dan lever ik zó mijn contract in’

Heb je wel goede trainers gehad?

‘Jawel, Ronald Koeman, Steve McClaren. Die wisten wel wat er nodig was. Tactisch was Fred Rutten sterk. Maar ik heb er genoeg gehad die ik niet al te best vond, en dat wisten ze dan ook wel, ik draaide daar niet omheen. Dat kan een nadeel zijn, maar je kunt dat natuurlijk ook positief oppakken. Daar heb je meer aan dan aan een speler die achter je rug dingen zegt.’

Je tekende na je loopbaan een contract voor vijf jaar bij Vitesse. Toen had je nog geen idee van wat je wilde.

‘Nu wel. Ik wil hoofdtrainer worden bij Vitesse. Dat is mijn club. Er zijn veel goede trainers in het amateurvoetbal en genoeg slechte in het betaald voetbal. Ik zeg niet dat ik over vijf of tien jaar hier trainer ben, ik heb geen tijd in mijn kop. Ik moet het zelf verdienen, maar je moet ook de kans krijgen. Giovanni van Bronckhorst, Frank de Boer en Mark van Bommel kregen die ook een keer. Ik wíl wel, nu even afwachten wat de club zegt. Mijn contract loopt af. Ik heb nog niets gehoord, maar ik ga ook niet zelf aankloppen. Ze moeten naar mij toe komen en als ze niet willen, als ze me niet goed vinden, ook prima.’

Jij stroomde na een jaartje jeugd zo door naar het eerste. Dat gaat iets anders bij Vitesse nu.

‘Iets anders? Ik had eigenlijk zoiets van: ik wil gewoon lekker voetballen en ik zie wel waar ik kom. Je had een paar teams. Wij trainden boven aan die trap bij Nieuw-Monnikenhuize op een afgetrapt veld precies naast het eerste. Wij speelden daar onze wedstrijden, dat was geweldig, want elke zaterdag waren die jongens van het eerste ook daar.’

Je had toen al in Amsterdam kunnen zitten.

‘Ajax kwam al bij mij op mijn veertiende, net als bij Nicky Hofs en Andy van der Meijde. We waren allemaal gescout. Andy is naar Amsterdam gegaan, hij is ook verder gekomen. Nicky en ik hebben vier gesprekken gehad bij ons thuis met mensen van Ajax. Wij vonden het belangrijker om bij onze vrienden en familie te zijn, in Arnhem te blijven. Dat was al een moment waarop Andy koos om alles te geven en je achteraf kunt zeggen dat er voor mij toen al meer dan voetbal was. Ik wilde niet ten koste van alles de top halen.’

De opleiding van toen was natuurlijk totaal niet te vergelijken met de academie die er nu staat. Voetbal lijkt voor die kinderen al wel een beroep.

‘Vroeger had je alleen een A1 en B1 en nu beginnen we hier al met spelers onder de acht. De tijden zijn veranderd, het verloop is ook veel groter. In mijn tijd bleef je bij elkaar en kwamen er drie, vier van je team door. Nu zijn ze zo actief in de scouting en worden spelers bij elkaar weggehaald. Vroeger was het sowieso heel anders, heel klein, je liep zo bij elkaar naar binnen. Nu hebben we gelukkig bij Vitesse alles samen op Papendal. Ze hebben het hier ook aangepast, zodat de jeugdspelers de eerste-elftalspelers vaker tegenkomen. Alles wordt ook uitgezet en gepland.’

Je werd twee keer kampioen, haalde Oranje, werd beste speler van het jaar. Maar je begint dadelijk wel met het imago van een rebel. Een beetje zoals Mario Been, van wie ook niemand had verwacht dat hij trainer zou worden.

‘Ja, maar dat hou je niet tegen. Daarom is het wachten tot ik een kans krijg waardoor ik stappen kan gaan maken, dan gaan we het wel zien. Aan mijn imago kan ik niets doen. Dat wil ik niet eens. Ik ben er ook nooit tegenin gegaan, ik vond het altijd wel prima. Laat iedereen maar lekker lullen.’

‘Aan mijn imago kan ik niets doen. Dat wil ik niet eens’

Wat dat betreft zul je trainer Leonid Slutsky wel kunnen waarderen.

‘Klopt, hij maakt zich niet druk over zijn imago of over wat mensen van hem vinden. Daarom zijn we hier allemaal zo blij met hem. Je kunt allemaal lopen zeiken over hoe het op het veld gaat, maar het is zo fijn dat er iemand is die gewoon zegt wat hij denkt. Dat hij hier als Sinterklaas rondloopt op 5 december en zo in de publiciteit komt, maakt hem niet uit.’

Hij zegt dat sfeer de basis van presteren is. Vrijheid ook.

‘Ik denk dat sfeer cruciaal is. Als iedereen op zijn tenen loopt, is dat nooit goed. Ga je goed met elkaar om, dan kun je elkaar ook de waarheid zeggen. Bij FC Twente hadden we een team dat elkaar gruwelijk op de flikker kon geven. En dat vervolgens weer een ander de arm eromheen sloeg. Dat gebeurde vanzelf. Dat lukt je niet met een kutsfeer, dan wordt het van kwaad tot erger. Ik hou van sfeer, maar het is niet altijd gezellig. We willen wel winnen. Ik zeg ook de waarheid als je niet presteert, je moet wel alles willen geven. Bij ons zit ook een aantal van de betere spelers soms op de bank, terwijl ze meer talent hebben dan anderen. Jammer dan, dat heeft te maken met mentaliteit. Niemand hier heeft zoveel talent dat hij zomaar met twee vingers naar het eerste elftal fietst. Ze worden bijna gepamperd, ze hebben alles. Wat wij hadden, was ook wel lekker; dat je moest opschieten omdat je anders een koude of geen douche had. Dat je je eigen kleren moest wassen, dat had toch wel iets.’

Jij was wél zo’n talent. Jij fietste wél zo de Eredivisie in. Denk je niet: Had ik maar…

‘Nee.’

Mogen we onze vraag afmaken?

‘Ik weet toch wat je wilt zeggen. Iedereen zegt ook dat ik verder had kunnen komen, móéten komen. Dat ik vijftig in plaats van vijf interlands had moeten spelen. Maar ik vond het toevallig belangrijker ook een fijn leven te hebben naast mijn voetbalcarrière. Voetbal is mooi, maar er is meer. Als je daarnaast niet gelukkig bent, red je het ook niet. Dat betekent niet dat dat voor iedereen zo is. Kijk, Dirk Kuijt kon dat bijvoorbeeld wél, daar heb ik heel veel respect voor.’

Jij stond bij Oranje gewoon stiekem te roken voor wedstrijden.

‘Ja. En bij Jong Oranje gooide ik iemand in het water. Werd ook niet gewaardeerd. Ik rende met een krat bier over de snelweg bij FC Twente. Nou en? Oranje was voor mij geen doel. Ik wilde voetballen. Daar wist ik bij voorbaat dat de kans groot was dat ik op de bank zou zitten. Daar had ik ook vaak geen zin in. Kwam er weer een uitnodiging binnen, moest je er weer naartoe. Ik sloeg regelmatig even over. Ik had niet zoveel met Oranje. Ik wist dat ik er niet alles aan deed zoals de anderen, dat mijn vetpercentage wat hoger was en dat jongens als Wesley Sneijder en Rafael van der Vaart vóór me stonden. Dus ik wist wel dat ik toch niet zou spelen. Dat zijn ook wel aardige spelers, haha.’
 

‘Kwam er weer een uitnodiging binnen, moest je er weer naartoe. Ik sloeg regelmatig over, ik had niet zoveel met Oranje’

En nu zou je je spelers uiteraard adviseren alles op alles te zetten.

‘Echt niet. Iedereen is anders. Ik heb niet voor niets ook veel bereikt. Dat komt echt niet vanzelf. Maar plezier staat bij mij voorop. Dat maakt alles makkelijker. Ik zou het iedereen adviseren voor een fijn leven te kiezen. Het is belangrijk op je eigen school met je eigen vrienden en familie op te groeien. Ik denk dat je jezelf anders na je carrière of al tijdens je carrière gaat tegenkomen.’

Voetballers lijken soms ook kistkalveren. In gouden kisten, maar toch.

‘Nicky en ik hebben het redelijk gedaan, maar we zijn geen miljonairs geworden. Maar ik vind het prima, ik wil sowieso altijd blijven werken. Ik ben nu al wat te zwaar. Zou ik met mijn dikke pens in de zee drijven, dan zouden mensen zeggen: Wat drijft daar dan?’

Even een oude quote van je: ‘Het is in het voetbal van nu belangrijker dat je zeventig minuten de bal hebt, dan dat je zo snel mogelijk probeert dat ding tegen de touwen te jassen.’

‘Ja, het voetbal was echt verschrikkelijk. Ik heb een tijd nauwelijks gekeken. Nu kriebelt het weer als Ajax bijvoorbeeld speelt. Het verschil is dat Ajax nu weer vooruit speelt. Het beste voorbeeld is Frenkie de Jong. Hij neemt zoveel risico op plaatsen waar het voorheen helemaal niet mocht. In de jeugd leerde je dat meteen af. Ik vind dat je dat juist wél moet doen. Ik speelde onder Johan Neeskens bij Jong Oranje centraal in de verdediging. Hij zei: “Kap die spits maar uit als die op je afkomt, dan kun je zó door het veld en de bal wegleggen”. En als ik dan die bal verloor, riep hij: “Mijn schuld”. Dat doet Erik ten Hag ook, want De Jong verliest ook cruciale ballen, zoals tegen Bayern München, maar dat mag weer. Hakim Ziyech en Dusan Tadic zijn middenvelders, die hebben de kwaliteit dat ze altijd om zich heen kijken. Als buitenspeler heb je altijd een lijn achter je. Zet je veel goede middenvelders bij elkaar, dan krijg je voetbal, kijk naar Manchester City, dat speelt bijna alleen met middenvelders. Het is een nieuwe rage, ik geniet ervan.’

Andere quote van de speler Janssen: ‘Het maakt mij geen reet uit wie er voor de groep staat.’

‘Ik had dat niet nodig. Trainers worden vaak overschat. Ik vind Ajax echt genieten. Ik denk dat Ten Hag heel veel invloed heeft op de manier van spelen. Wat ik mooi vind aan hem, is dat hij kijkt naar de kwaliteiten die hij heeft. Bij Utrecht speelde hij met vijf man achterop. Ook aanvallend, maar wel met vijf achterop. Dus hij kijkt naar de kwaliteiten in het elftal. Van PSV kan ik ook genieten, maar dat is heel ander voetbal, ze spelen wel om te winnen. Bij hen zijn de backs heel belangrijk met daarvoor de twee controlerende middenvelders. Het is minder creatief dan bij Ajax. Bij PSV kun je ze sneller ontregelen. Bij Ajax kun je dat niet zo snel. Ajax heeft onder druk spelers die iets kunnen creëren zoals Frenkie de Jong. Bij PSV zie ik de voorste drie, vier heel veel kwaliteit hebben, daarachter valt het wel mee. In het voetballende dan.’

Het barst ineens van de talenten.

‘Ja, daarom moet ik ook zo lachen als iedereen zegt dat AZ zo’n geweldige opleiding heeft. Omdat er een paar jongens doorkomen? Dat zijn golfbewegingen. Frenkie de Jong is een van de beteren, die heb ik al gezien op zijn zestiende bij Willem II toen ik scoutte, maar we waren te laat. Dat hij zo laat doorbreekt, heeft ook te maken met het feit dat hij bij een club zat waar zijn kwaliteiten niet pasten. Als hij toen het vertrouwen had gekregen dat hij nu krijgt, was hij al verder geweest. Ik zei toen al tegen zijn trainer Jurgen Streppel: De beste die je hebt, is die gozer. Maar als je alleen verdedigt, omdat je meestal minder bent dan je tegenstander, dan heb je zijn kwaliteiten niet nodig. Ik weet zeker dat hij bij Barcelona nog veel beter zou zijn, daar wordt het alleen makkelijker. Zet Lionel Messi bij Willem II neer en dan zie je hem ook geen vijf man meer passeren. Hij zal altijd de bal te laat krijgen of te snel geven voor zijn medespelers. Belachelijk trouwens dat de beste ter wereld vijfde is geworden bij de Wereldvoetballer van het Jaar. Frenkie is echt heel goed, Hirving Lozano bij PSV, Steven Berghuis bij Feyenoord. Hakim Ziyech en Dusan Tadic zijn buitencategorie, er zit echt weer veel kwaliteit in Nederland. Het is eindelijk weer leuk wedstrijden te kijken. Ik heb ook lang gedacht: Verschrikkelijk, keek ik echt niks. Nu denk ik als ik opsta: Negen uur Ajax, Champions League, ik moet op tijd thuis zijn. Ik heb er weer plezier in om naar Nederlands voetbal te kijken, we worden weer verrast.’

Vitesse wilde in jouw tijd ook aanhaken bij de top.

‘We moeten het gewoon langzaam aanpakken. Je hebt het gezien bij FC Twente en AZ, clubs die de aansluiting zochten, waren echt een paar jaar later helemaal weg, Ontploft. Zoek gewoon de aansluiting stapje voor stapje en tik er soms een keer tegenaan. We zien welke inkomsten Ajax en PSV pakken, je moet gewoon zorgen dat je ze af en toe een keer verslaat. Daar moet je van genieten, maar je moet niet denken dat je erboven gaat eindigen.’

Het is tijd voor de training. Janssen staat op, hij wil als eerste op het veld zijn. Morgen wacht Ajax. En wij gaan ook even kijken. Zijn silhouet is niet te missen. Pontificaal als een kapitein op het dek van zijn schip, staat hij ons op te wachten. Iedereen kent hem, hij kent iedereen. Handje hier, handje daar. In de trainerskamer liggen de boeken van Raymond Verheijen. ‘Gaat allemaal om twee bladzijdes. Hoeveel je iedere week traint. Zo moeilijk is het niet.’
 

‘Het gaat er allemaal om hoeveel je iedere week traint. Zo moeilijk is het niet.’

Op de gang treft hij een meisje in Vitesse-trainingspak. De ogen glinsteren. Een nieuwe liefde. Zelfs zijn vriendinnetje werkt voor geel-swert. Met een kop koffie in de hand, loopt hij naar de teambespreking. Die duurt nooit lang bij Theo. De spelers zitten in een bioscoopje en hebben als het goed is alle beelden van de tegenstander al bekeken op hun laptop. De corner, de hoog staande backs, de makkelijk draaiende nummer 10. Van Beukering praat, Janssen vult aan. ‘Jongens, Ajax heeft een nadeel en een voordeel. Ze kunnen goed voetballen, dat is een nadeel, maar het voordeel is dat je er ook goed tégen kunt voetballen. Doe dat dan ook! Nog vragen? Nee? Mooi, dan gaan we lekker voetballen.’

Een dag later. Met de handen diep in zijn zakken staat hij pontificaal voor de dug-out. Bij de tegenstanders moet coach Simon Tahamata zich flink strekken om langs de brede gestalte te kunnen kijken. Ondanks alle woorden zakken de spelers van Vitesse te ver in. Na vijftien minuten staat het 0-2.

Janssen balt zijn vuisten. Hij wil lef en wel nu.

‘Dooorrrrrr, naar voren, eroverheen.’

De nummer 4 en aanvoerder van Vitesse durft niet.

‘Ja maar trainer, dan spelen ze ons weg.’

‘Doorschuiven en erover. Voetballen. Blijven staan heeft helemaal geen zin.’

Terwijl we onze tenen laten bevriezen, is het prachtig te zien hoe de trainer zijn jongens naar voren dwingt, terwijl ze naar achteren willen. Dat kan weleens tot een 4-5 uitslag leiden, zoals recent tegen ADO. Vandaag wordt het uiteindelijk 3-4. Janssen stapt monter van het veld. ‘Geen koploper? Lekker belangrijk. Ik wil dat die gasten beter worden. Dat er een paar naar het eerste stromen. Heb je het gezien? We stonden aan het einde nog met twee man achter. En je zag het: bal op de paal, kansen. Als je zelf maar durft te voetballen.’
 

VI / Foto’s SV

Hoofdsponsor: