18 januari 2017 In de media

De historische territoriumdrift van Gelderse voetbalclubs

De populaire opinie is dat Gelderland geen eenheid vormt. Arnhemmers en Nijmegenaren contrasteren vooral de onderlinge verschillen, en de Veluwe, de Betuwe en de Achterhoek worden als onvergelijkbare cultuurgebieden gezien.
Hoe komt deze Gelderse kwestie naar boven in de sport? Komt men tezamen in het voetbal, of zitten ook hier plaatselijke identiteiten een overstijgend ‘Gelders gevoel’ in de weg?
 

Voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog

Al aan het eind van de negentiende eeuw ontmoetten Gelderse clubs elkaar in een regionale competitie. In district Oost kwamen Gelderse en Overijsselse clubs uit. Het meest illustere treffen in het Oosten was volgens de kranten de wedstrijd tussen Vitesse uit Arnhem en Quick uit Nijmegen. Deze twee clubs kwamen elkaar voortdurend tegen, al sinds het eerste treffen in 1895. In deze vroege jaren speelden zij in hun stadskleuren: Quick in het Nijmeegse rood-zwart, Vitesse in het Arnhemse blauw-wit.

Door in de stadskleuren te spelen, claimden de clubs direct de vertegenwoordiging van de hele stad, ten nadele van kleinere Arnhemse en Nijmeegse verenigingen. Voor de clubs was het onderlinge treffen dan ook in feite een stedenwedstrijd: Quick leende ooit zelfs spelers van een andere Nijmeegse club voor de ontmoeting met Vitesse. Als ze maar in dezelfde stad speelden, zo vond het bestuur blijkbaar. Ook journalisten benadrukten voortdurend de connectie tussen de voetbalclubs en hun stad van oorsprong, soms door het treffen te reduceren tot ‘Arnhem-Nijmegen’.

In 1900 werd Eendracht opgericht, waarvan de naam na een fusie in 1910 werd veranderd in N.E.C.: Nijmegen Eendracht Combinatie. Ook N.E.C. ‘claimde’ met het clubtenue de stadskleuren rood-zwart, ‘met een vleugje groen voor het gras’, zoals een jubileumboek later zou schrijven. Vóór de Tweede Wereldoorlog hadden de meeste grote Gelderse steden meerdere vertegenwoordigers op het hoogste niveau. In 1922/’23, het eerste seizoen waarin N.E.C. en Vitesse elkaar troffen, ontmoette laatstgenoemde tevens maar liefst drie Arnhemse concurrenten. En in het seizoen 1937/’38 troffen drie Zutphense clubs elkaar op het hoogste niveau. Elke stad had zulke binnenstedelijke wedstrijden: FC Wageningen – Wageningse Boys, Vitesse – Hertog Hendrik, Be Quick Zutphen – AZC, AGOVV Apeldoorn – Robur et Velocitas, N.E.C. – Quick, et cetera.

In Nijmegen had Quick uitstekende sportieve resultaten behaald en een lange geschiedenis met Vitesse opgebouwd. Voordat N.E.C. Vitesse ontmoette in de competitie in 1922, hadden Quick en Vitesse zelfs al 52 keer tegen elkaar gespeeld. Een club als N.E.C. moest vóór de oorlog dus vechten om zich de vertegenwoordiger van Nijmegen te mogen noemen.

Nationalisering van de competitie

Vanaf de professionalisering in 1954 ging het lokale karakter van de Nederlandse voetbalcompetitie verloren. In 1934 moest N.E.C. gemiddeld 29 kilometer reizen (hemelsbreed) voor een uitwedstrijdje, maar twintig jaar later was dit 90 kilometer geworden: ongeveer van Nijmegen tot Amsterdam. Ook Vitesse moest plotseling een stuk verder reizen.

De strijd binnen de stad verdween in Gelderland. Quick koos voor het amateurvoetbal, dus een Nijmeegs treffen ging voorgoed verloren. Vitesse speelde na het seizoen 1949/’50 nooit meer een competitiewedstrijd tegen een Arnhemse club. En in 1954 werd tevens De Graafschap opgericht: niet alleen de enige profclub van Doetinchem, maar zelfs van de hele Achterhoek. Gelderland hield vijf profclubs over: AGOVV Apeldoorn, De Graafschap, FC Wageningen, N.E.C. en Vitesse.
 

‘Gij, club van Gelre’s eerste stad […]
Steeds streelt uw roem het Arnhemsch hart’

 

Stads- en regiosymbolen

De resterende clubs waren de alleenheersers geworden van hun stad of zelfs regio, en dat wilden zij weten ook. De verenigingen claimden de vertegenwoordiging van hun stad of zelfs hun streek, en gingen op allerlei manieren de band met hun directe omgeving aanhalen. De oudste methode was het tenue. Zoals vermeld begonnen onder andere Quick, N.E.C. en Vitesse in de kleuren van hun stad. Ook Be Quick speelt nog altijd in blauw-witte shirts, en daar zong men al voor de oorlog: ‘Die club met de kleuren der Zutphensche Vlag, daar leef ik met mede, bij dag en nacht’.

Liederen waren dan ook een tweede middel voor het bevorderen van het plaatselijke imago van de clubs. De verenigingen werden hierin neergezet als typische producten van hun stad of regio, en de band met de plek van oorsprong werd even stevig aangehaald. In de N.E.C.-mars uit 1934 werd de stad niet eens genoemd, maar het clublied van N.E.C. uit 1966, openend met de regel ‘Daar aan de boorden van de Waal ligt de oude keizerstad’ is één grote ode aan Nijmegen. Bij Vitesse zijn de clubliederen al langer stadsgebonden. Voor de oorlog zong men al: ‘Gij, club van Gelre’s eerste stad […] Steeds streelt uw roem het Arnhemsch hart’, en het huidige clublied bevat de regels: ‘Hier in de stad aan de Rijn, Daar moet je echt Vitessenaar zijn’. Bij FC Wageningen zong men sinds de jaren zeventig plagerig dat het supportersgezang niet alleen in de eigen stad, maar ook in Arnhem kon worden gehoord.

Het clublogo kan ook een manier om de band met de plek van herkomst te verstevigen. N.E.C. en Vitesse veranderden in respectievelijk de jaren zestig en jaren tachtig hun neutrale logo’s in emblemen waarin het stadswapen prominent was verwerkt. Toen het N.E.C.-bestuur de Nijmeegse dubbelkoppige arend in de jaren negentig weer verwijderde kwamen supporters in opstand. In het geval van AGOVV besloten supporters zelf wat stadssymboliek te injecteren in het relatief neutrale logo. Ook mascottes zoals Vitesse’s arend en N.E.C.’s legionair – beide recentere uitvindingen – verwijzen vaak naar stadsgeschiedenis. De plaats of regio moet tegenwoordig tot uiting komen in de clubmarketing.
 

 
De stadswapens van respectievelijk Nijmegen en Arnhem © Hoge Raad van Adel, Den Haag, Archief van de Hoge Raad van Adel, inv.nr. 612, fol. 1 en fol. 74

 

De clublogo's van respectievelijk NEC en Vitesse © wikimedia.commons.org

De praktijken bij de Graafschap wijken enigszins van het bovenstaande patroon af. De club werd namelijk door supporters sinds de oprichting niet geassocieerd met de stad van herkomst, maar met een gehele regio: de Achterhoek. Het allereerste krantenbericht over de vereniging droeg de titel ‘Ook in de Achterhoek beroepsvoetbal’ en noemde ‘grote spanning’ in ‘de gehele streek’. En de laatste jaren stellen auteurs dat de club sinds de oprichting direct zou hebben gezorgd voor ‘regiobinding, die tot op de dag van vandaag bestaat’.

De club heeft dan ook geen Doetinchemse kleuren en geen Doetinchems clublied. Het blauw-wit van De Graafschap werd simpelweg afgekeken van een andere club. Misschien als de Achterhoek een officiële vlag zou hebben, dat de Graafschap in die kleuren zou hebben gespeeld. En als de Achterhoek een wapen zou hebben, dan zou het logo, ontworpen in 1960, daar misschien elementen van bevatten. Het clublied, door de band Normaal geschreven in 2007, noemt Doetinchem, of zaken die typisch zijn voor deze stad, ook niet één keer, terwijl de Achterhoek wél veelvuldig voorkomt.

Clubcultuur en plaatselijke cultuur

Clubculturen en regioculturen worden de laatste jaren vaak volledig gelijkgesteld. Kwalificaties die bijvoorbeeld voor Nijmegen gelden, worden ook voor N.E.C. genoemd. In de vergelijking met Arnhem en Vitesse zijn de eerste twee ‘bonter, volkser en dwarser’, of ‘gemoedelijker’, of ‘Bourgondischer’. Arnhem én Vitesse worden juist voortdurend ‘deftiger’, ‘killer’, en ‘zelfvoldaan’ genoemd. Het verschil tussen de N.E.C.-er en de Nijmegenaar, of de Vitessenaar en de Arnhemmer, wordt zo opgeheven. Bepaalde clichés worden aangehaald en opnieuw bevestigd, om zo tegenstellingen tussen clubs en plaatsen te vergroten.

Bij De Graafschap is het niet anders. Uit de jubileumboeken komt een typische supporter, de superboer, naar voren: bokkig, terughoudend, nuchter, en warm. Het beeld komt perfect overeen met het vaak verkondigde stereotype van de Achterhoeker. Het verschil tussen boer en superboer wordt door supporters en journalisten heel expliciet opgeheven. Tussen stads- of regiocultuur en clubcultuur zit volgens hen zeer weinig verschil, hoewel de enorme overlap tussen de twee dus deels door deze groepen zelf is ‘gecreëerd’.

Onder historici bestaat de consensus dat in de tweede helft van de twintigste eeuw regionale trots weer sterk toeneemt. Een theorie hiervoor is dat globaliseringsprocessen, in sterkte toegenomen sinds de jaren zeventig, een tegenreactie oproepen. Voor velen is de wereld te groot en niet meer behapbaar geworden, met als gevolg de herontdekking van folklore, het ontstaan van historische verenigingen, én het aanhalen van de binding met de directe omgeving door voetbalclubs. Hoe weidser het leven werd, hoe meer men verlangde naar iets concreets en lokaals. Zowel door onbewuste uitingen als door bewuste strategieën zijn de clubs daarom steeds sterker de vertegenwoordiger van hun plek van herkomst geworden.

Andere identiteiten

Het lijkt misschien vanzelfsprekend dat het bestuur en de supporters van een voetbalclub voor een plaatsgebonden identiteit het dicht bij huis zoeken. Dit is deels waar: veel clubs richten zich op de stad. Het huidige uitshirt van Ajax heeft drie Amsterdamse kruisjes. Bij Feyenoord zijn de aanvoerdersband en de cornervlaggen ook in het Rotterdamse groen-wit. 

Maar de geschiedenis van De Graafschap laat zien dat ook regionale identificatie mogelijk is. En er zijn nog andere vormen mogelijk, ook binnen Nederland. Zo presenteert SC Heerenveen zich als de vertegenwoordiger van de gehele Friese provincie. Het clublogo is een nagenoeg directe kopie van de Friese vlag, en voorafgaand aan thuiswedstrijden zingen supporters van SC Heerenveen zelfs het Friese volkslied. En zelfs nationale identiteiten zijn mogelijk. Clubs als Willem II (Tilburg) en Prinses Wilhelmina (Enschede) vernoemden zichzelf naar leden van het koningshuis, en spelen niet geheel toevallig in de kleuren rood-wit-blauw. Het clublied van Willem II verkondigt dat deze kleuren ‘onzer vaderen’ de spelers ‘leeuwenmoed’ geven. In feite kunnen clubs zich vaak op meerdere manieren in de markt zetten: De Graafschap is een Doetinchemse, een Achterhoekse, een Gelderse en een Nederlandse club.
 


 
De notulen van de vergadering waarin Vitesse besluit over te stappen van het Arnhemse ‘lief’lijk’ blauw-wit naar het geel-zwart van Gelderland © Gelders Archief, A.V.C. Vitesse, inv.nr. 2
Mijngelderland / Foto’s mijngelderland

Hoofdsponsor: